Stel je voor: je loopt over een drukke markt in Denpasar. Om je heen hoor je vooral jonge stemmen. Op Bali wonen namelijk opvallend veel mensen tussen de 15 en 39 jaar. Tegelijkertijd worden Balinezen steeds ouder, vooral dankzij betere gezondheidszorg. Het aantal mannen en vrouwen is ongeveer gelijk, maar bij de oudere generatie zijn vrouwen net iets vaker in de meerderheid.
De meeste mensen die je op Bali tegenkomt, zijn etnische Balinezen. Toch is het eiland niet helemaal homogeen. Je vindt er ook Javanen, Sasaks en Madurezen. Daarnaast zijn er kleinere groepen, zoals Buginezen en Chinezen. Stel je een straat voor waar je naast Balinese tempels ook Javaanse moskeeën en Chinese winkeltjes ziet – dat is Bali in het klein.
Hieronder zie je een overzicht van de belangrijkste etnische groepen en religies op Bali:
Etnische groep | Percentage |
---|---|
Balinezen | ca. 83% |
Javanen | ca. 13% |
Sasaks | ca. 2% |
Madurezen | <1% |
Overig | <1% |
Religie | Percentage |
---|---|
Hindoeïsme | ca. 83% |
Islam | ca. 14% |
Christendom | ca. 2% |
Boeddhisme | <1% |
Wat Bali echt bijzonder maakt, is de religie. Ongeveer 83% van de mensen volgt het Balinees hindoeïsme. Dat is een unieke vorm, heel anders dan het hindoeïsme in India. De rest van de bevolking is vooral moslim (vooral Javanen en Sasaks), christen of boeddhist.
Gemiddeld bestaat een Balinees gezin uit vier personen. Dat is kleiner dan in de rest van Indonesië. Balinezen leven gemiddeld zo’n 73 jaar, wat langer is dan het landelijk gemiddelde. Het geboortecijfer is de laatste decennia gedaald, vooral door betere zorg en onderwijs.
De bevolking van Bali is niet gelijkmatig verspreid over het eiland. Het zuiden is het drukst, met de hoofdstad Denpasar en toeristische plekken zoals Badung en Gianyar. Hier vind je de meeste banen, goede wegen en allerlei voorzieningen.
In het westen (Jembrana) en het bergachtige oosten (Karangasem) wonen minder mensen. De natuur maakt het daar lastig om grote dorpen te bouwen. Denk aan steile hellingen, rivieren en vulkanen die bepalen waar mensen zich vestigen. Vruchtbare rijstvelden trekken juist weer meer bewoners aan.
Op Bali speelt het traditionele banjar-systeem nog steeds een grote rol. Dorpen zijn verdeeld in kleinere buurtschappen, de banjars. Veel mensen blijven binnen hun eigen banjar wonen. Dat heeft invloed op hoe de bevolking over het eiland verspreid is.
Vroeger was Bali vooral het eiland van de hindoeïstische Balinezen. De bevolking was vrij homogeen. Maar toen de Nederlanders in 1906 kwamen, veranderde dat. Door hun bestuur en regels kwamen er steeds meer mensen van andere eilanden naar Bali, vooral uit Java.
Tijdens de Japanse bezetting tussen 1942 en 1945 kreeg Bali het zwaar. Door hongersnood en dwangarbeid daalde het aantal inwoners flink. Na de Indonesische onafhankelijkheid in 1945 verhuisden er opnieuw veel Javanen naar Bali, vooral via overheidsprogramma’s. Daardoor groeide het aantal moslims op het eiland.
De uitbarsting van de vulkaan Gunung Agung in 1963 had grote gevolgen. Veel mensen verloren hun huis en trokken naar het zuiden van Bali. In de jaren zestig kwamen duizenden mensen om het leven door politieke onrust, vooral mensen die werden verdacht van banden met het communisme.
De bomaanslagen in 2002 en 2005 zorgden ervoor dat er tijdelijk minder buitenlandse bezoekers kwamen. Maar na een paar jaar trok het toerisme weer aan en bleef de bevolking groeien.
Bali verandert snel. Dat komt vooral door de komst van mensen uit andere delen van Indonesië en het buitenland. Ongeveer 15% van de inwoners is niet op Bali geboren. De meeste nieuwkomers zijn Javanen die werk zoeken in het toerisme of de bouw.
Daarnaast wonen er zo’n 35.000 westerse expats op het eiland, vooral uit Australië, Europa en de VS. In Canggu en Ubud zie je steeds meer digitale nomaden met hun laptops in koffietentjes. Ongeveer 5.000 gepensioneerden, vooral in Sanur en Ubud, genieten van hun oude dag op Bali.
Indonesische migranten mogen zich vrij vestigen, maar buitenlanders moeten aan allerlei visumregels voldoen. Sinds 2022 worden deze regels strenger gecontroleerd. Door de migratie groeit de economie, vooral in vastgoed, horeca en dienstverlening. Maar er zijn ook nadelen: prijzen stijgen en het wordt voor lokale bewoners lastiger om werk te vinden. Sociaal gezien zijn er spanningen over cultuurverschillen en de mate waarin nieuwkomers zich aanpassen. Taalbarrières maken het vaak nog ingewikkelder.
Door het groeiende toerisme trekken steeds meer mensen naar de stad. Inmiddels woont 58% van de bevolking in stedelijke gebieden, en dat aantal blijft stijgen. Veel mensen verlaten plattelandsgebieden zoals Karangasem, Bangli en Buleleng om hun geluk te zoeken in toeristische centra als Badung, Denpasar en Gianyar.
Op het platteland zijn de inkomsten uit landbouw laag en is toegang tot goed onderwijs en zorg beperkt. In de stad zijn er meer banen in het toerisme, hogere lonen en betere voorzieningen. Deze verschuiving heeft grote gevolgen: op het platteland blijven vooral ouderen achter, landbouwgrond raakt in onbruik en tradities verdwijnen langzaam. In de steden ontstaan problemen zoals woningtekort, files, afval en watertekorten.
Zelfs rustige gebieden zoals Lovina, Amed en Pemuteran krijgen nu te maken met meer toerisme en verstedelijking. Zo verspreiden de veranderingen zich over het hele eiland.
De Balinese taal hoort bij de Austronesische taalfamilie en kent verschillende niveaus. Je hebt Basa Alus (formeel), Basa Madia (neutraal) en Basa Kasar (informeel). Welke vorm je gebruikt, hangt af van met wie je praat. Praat je met een oudere of iemand met status? Dan kies je voor Basa Alus. Met vrienden of familie gebruik je vaak Basa Kasar.
Balinees klinkt overal op het eiland net even anders. In het noorden, zuiden, oosten en westen hoor je verschillende dialecten, met eigen accenten, woorden en soms zelfs andere grammatica.
Thuis en bij traditionele bijeenkomsten spreken mensen vooral Balinees. Op scholen en bij de overheid gebruiken ze Indonesisch. In toeristische gebieden hoor je veel Engels. Daardoor ontstaan mengvormen waarbij woorden uit verschillende talen door elkaar worden gebruikt.
Deze mix zorgt voor een levendige taalomgeving, maar brengt ook uitdagingen met zich mee. Jongeren spreken steeds minder Balinees, omdat het op school weinig aandacht krijgt. Om de taal levend te houden zijn er taalscholen, culturele festivals en projecten die Balinese verhalen digitaal beschikbaar maken. Toch wordt het steeds normaler om meerdere talen door elkaar te gebruiken, vooral in toeristische plekken waar mensen makkelijk wisselen tussen Balinees, Indonesisch en Engels.